30 juni 2021
ABRS – ontbreken rechtstreeks oorzakelijk verband
Appellante is sinds 12 februari 1997 eigenares van een perceel met recreatiewoning. Op grond van het planologisch regime heeft de recreatiewoning de bestemming “Zomerhuis”.
In 2007 heeft appelante de gemeenteraad verzocht de bestemming te wijzigen in “Wonen”. De gemeente heeft de aanvraag op 26 juni 2013 afgewezen. De afwijzing van de gemeente heeft bij de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1311) stand gehouden.
Op 24 oktober 2017 heeft appellante een verzoek om nadeelcompensatie naar aanleiding van het besluit van 26 juni 2013 ingediend. Het besluit zou tot een waardevermindering van de woning hebben geleid.
De raad stelt zich op het standpunt dat het genomen besluit is gebaseerd op de vastgestelde beleidsregel met betrekking tot permanente bewoning van recreatiewoningen. De toepassing van de beleidsregel behoort tot het normaal maatschappelijk risico. Daarbij is appelante niet onevenredig zwaar getroffen in vergelijking met andere eigenaren van recreatiewoningen in Berkelland. Daarnaast kon appelante toen zij de onroerende zaak kocht weten dat permanente bewoning en heeft dientengevolge bij aankoop het risico genomen dat de bestemming van de onroerende zaak niet wordt gewijzigd.
Bij besluit van 13 maart 2018 wijst de raad het bezwaar van appelante af.
Appelante voert onder meer dat de raad niet heeft onderkend dat met het besluit van 26 juni 2013, waarbij de aanvraag tot wijziging van de bestemming van de onroerende zaak is afgewezen, tevens de stilzwijgende gedoogsituatie is opgeheven en dat dit een zelfstandig besluit is, dat tot schade in de vorm van waardevermindering van de onroerende zaak heeft geleid.
De Afdeling overweegt dat de beleidsregel ertoe strekt dat in beginsel geen medewerking meer wordt verleend aan de permanentende bewoning van solitaire recreatiewoningen.
Het besluit dat de raad op 26 juni 2013 heeft genomen, heeft betrekking op de bestemming van de onroerende zaak en is slechts in zoverre op een rechtsgevolg gericht. Het besluit heeft geen betrekking op het al dan niet gedogen van permanente bewoning. Onweersproken is gebleven dat het nadeel niet het gevolg is van de weigering van de bestemmingswijziging van de onroerende zaak. Appelante heeft gesteld dat het nadeel een gevolg is van de opheffing van de stilzwijgende gedoogsituatie. Het verzoek om nadeelcompensatie is alleen al vanwege het ontbreken van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het gestelde nadeel en het genomen besluit van 26 juni 2013 terecht afgewezen.