17 februari 2022
ABRS – causaal verband
Appellant exploiteert een rundveehouderij. Hij verbouwt op enkele van zijn percelen gras en snijmaïs. Dit wordt als ruwvoer voor het rundvee gebruikt. Zware regenval in de periode 30 mei tot 30 juni 2016 heeft tot wateroverlast geleid op twee percelen die langs de Buulder Aa liggen. Het overtollige water heeft tot halverwege juni op het land extreme vernatting gegeven met een schade van € 16.097,00 (ex. btw) in de vorm van een verminderde opbrengst van gras en snijmaïs.
Appellant stelt dat de schade het gevolg is van de uitvoering van de projectplannen Renheide op Peil van maart 2012 en Herinrichting Buulder Aa van 20 oktober 2014. Door de uitvoering van de plannen zou de Buulder Aa 35-40 cm hoger zijn dan het geval was geweest wanneer de projecten niet waren uitgevoerd.
Het dagelijks bestuur van het waterschap wijst het verzoek af wegens het ontbreken van een causaal verband. De rechtbank volgt het waterschap en is van oordeel dat geen sprake is van een voldoende aangetoond causaal verband.
De Afdeling is tevens van oordeel dat appellant niet heeft aangetoond dat de peilstijging in de Buulder Aa tijdens de hevige regenval is veroorzaakt door de bronbemaling, losgeraakte en meegevoerde stobben, zand op de bodem van de beek dan wel begroeiing aan de zuidzijde van de Buulder Aa.
De Afdeling concludeert:
“Om het causaal verband vast te stellen moet een vergelijking worden gemaakt tussen de feitelijke situatie waarin appellant door de zware regenval is terechtgekomen en de hypothetische situatie waarin hij zou hebben verkeerd indien de projecten niet zouden zijn uitgevoerd. Hierbij is van belang dat de bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade en het causaal verband met de gestelde oorzaak van de schade op de aanvrager rust. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schade door de extreme regenval in mei en juni 2016 zonder de uitvoering van de projecten zou zijn uitgebleven.”