Gloudemans Uitspraak - algemeen
29 mei 2024

ABRS – Planschade windturbines

Appellant is eigenaar van een woning met bijbehorend kantoorpand. Appellant stelt dat zijn onroerende zaak ten gevolge van de inwerkingtreding van het inpassingsplan Windplan Bijvanck in waarde verminderd is. Het inpassingsplan is de planologische grondslag voor het realiseren van een windpark van vier windturbines met een maximale tiphoogte van 185 meter op een kortste afstand van 610 meter in het ten zuiden en oosten van de onroerende zaak gelegen plangebied. Pure Energie heeft met de provincie een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. De rechtsopvolger van Pure Energie, zijnde Raedthuys, heeft beroep ingediend, waartegen appellant gronden heeft aangevoerd in het geval dat het beroep van Raedthuys gegrond is.

Raedthuys betoogt dat de gebruikte etmaalintensiteit gebaseerd is op tellingen in de coronatijd en dat het zeer plausibel is dat daardoor is uitgegaan van een te laag aantal verkeersbewegingen in vergelijking met de situatie op de peildatum. Uit het rapport van 25 oktober 2021 blijkt dat de verkeerstelling voor een trajectgedeelte heeft plaatsgevonden in de periode van 3 tot en met 10 oktober 2021. De Afdeling oordeelt dat het feit dat het onderzoek naar de verkeerstelling in de coronatijd is verricht niet met zich brengt dat dit niet representatief is voor de situatie ten tijde van de peildatum, ook gelet op de destijds toepasselijke coronamaatregelen. Raedthuys heeft niet aannemelijk gemaakt dat een eventueel verkeersonderzoek van buiten de coronatijd tot dusdanig andere resultaten leidt dat het college het rapport van 25 oktober 2021 redelijkerwijs niet aan de besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen.

Daarnaast betoogt Raedthuys dat meegenomen is dat gevreesde gezondheidsschade betrokken is bij het bepalen van de waardevermindering van de onroerende zaak en dat gelet op het ontbreken van een vastgesteld oorzakelijk verband gezondheidsschade hierbij geen rol mag spelen. De Afdeling oordeelt dat uit het taxatierapport volgt dat de vrees voor gezondheidsschade niet tevens is betrokken in de schadetaxatie. Rekening is gehouden met de zorg van een potentiële koper voor geluidhinder, niet de vrees voor gezondheidsschade.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen