1 mei 2024
ABRS – Omvang schade en normaal maatschappelijk risico
Aanvrager heeft een aanvraag om tegemoetkoming van planschade ingediend. De aanvrager stelt dat ten gevolge van het bestemmingsplan “Gezondheidscentrum en maatschappelijke voorzieningen Veldweg” een waardevermindering van de woning heeft plaatsgevonden. Bij besluit van 15 juli 2021 heeft het college een tegemoetkoming van de planschade van € 40.000,00 toegekend. Aan dit besluit van het college ligt een planschadeadvies van Gloudemans ten grondslag. Appellant heeft met het college een exploitatieovereenkomst gesloten, waardoor het college de planschade kan verhalen bij appellant.
Planologische verslechtering
Appellant betoogt dat zij met het rapport van een partijdeskundige aannemelijk hebben gemaakt dat de door Gloudemans vastgestelde waardedaling onzorgvuldig is bepaald of dat daaraan anderszins een gebrek kleeft. In het rapport van de partijdeskundige is de conclusie getrokken dat de bestemmingsplannen in het advies van Gloudemans juist zijn beschreven, maar dat de planvergelijking en beoordeling onvoldoende zorgvuldig zijn uitgevoerd.
Dat tussen Gloudemans en de partijdeskundige een verschil van inzicht bestaat over de waardering van de uit de planologische vergelijking voortvloeiende nadelen, betekent naar oordeel van de Afdeling niet dat appellant aannemelijk heeft gemaakt dat het door Gloudemans verrichte onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest, noch dat het college zich redelijkerwijs niet op het advies van Gloudemans heeft kunnen baseren. Het betoog van appellant slaagt niet.
Hoogte van de schade
Tevens betoogt appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een eerder gemaakte planschaderisicoanalyse onvoldoende is om het advies van Gloudemans onzorgvuldig te achten. Dat in de planschaderisicoanalyse is uitgegaan van een ander bouwplan, is volgens appellant geen reden om geen waarde aan de planschaderisicoanalyse te hechten, omdat uit het nieuwe bestemmingsplan niet blijkt van extreme wijzigingen ten opzichte van dat bouwplan.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3509), is een planschaderisicoanalyse in het algemeen van een meer globale aard en wordt een planschaderisicoanalyse voorafgaand aan het schadeveroorzakende besluit gemaakt, zodat nog niet bekend is welke schade daadwerkelijk voor tegemoetkoming in aanmerking komt en geen uitvoerige taxatie plaatsvindt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitgevoerde planschaderisicoanalyse niet slechts een indicatief karakter heeft. Het betoog slaagt niet.
Omvang normaal maatschappelijk risico
Appellant betoogt dat ten onrechte niet een drempel van 5% van de waarde van de woning, onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, is toegepast. Zij voert aan dat het realiseren van een zorgcentrum op een inbreidingslocatie een normale maatschappelijke ontwikkeling is en dat die ontwikkeling in dit geval geheel in de lijn der verwachting lag.
Niet in geschil is dat de ontwikkeling binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid paste. In het advies van Gloudemans is overwogen dat de bebouwing in de huidige vorm van onder meer wonen op de verdiepingen niet past binnen de bestaande bebouwing, omdat overwegend sprake is van laagbouw en grondgebonden woningen in de nabije omgeving. De rechtbank heeft overwogen dat appellant dit niet heeft betwist. Op zitting heeft appellant alsnog de overweging van Gloudemans betwist met verwijzing naar het advies van de partijdeskundige. De Afdeling beoordeelt dat in het advies geen expliciete reactie op de overweging van Gloudemans is gegeven. Daarom ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de ontwikkeling geheel passend was binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. Naar oordeel van de Afdeling paste de ontwikkeling wel deels binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving.
Hieruit volgt dat het college onvoldoende daadkrachtig heeft gemotiveerd dat de omvang van het normaal maatschappelijk risico 3% is. Het betoog van appellant slaagt. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en stelt het normaal maatschappelijk risico op 4% vast, waardoor de tegemoetkoming in planschade op € 30.000,00 wordt vastgesteld.