12 april 2017
Rechtbank Midden-Nederland – Waterwet versus Wro (Leusden)
Eventuele vergoeding op grond van de Waterwet (inundatie) sluit een tegemoetkoming in de planschade niet uit. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat het waterschap het beleid heeft dat het in het bestemmingsplan aangewezen waterbergingsgebied niet actief als zodanig wordt gebruikt, zodat een toename van de frequentie waarmee het gebied onderloopt vanwege niet natuurlijke factoren op dit moment niet te verwachten is.
Dit neemt echter niet weg dat niet uitgesloten is dat het beleid van het waterschap wijzigt en dat het gebied in de toekomst niet alsnog actief als waterbergingsgebied zal worden gebruikt. Juist de planologische aanwijzing van het gebied als waterbergingsgebied maakt een dergelijke ontwikkeling mogelijk. Uit de uitspraak Hardenberg (27 februari 2013 (ECLI:NL:2013:BZ2515)) volgt dat mag worden verondersteld dat een redelijk handelend koper gronden met de dubbelbestemming ‘Tijdelijke waterberging’ om die reden lager zal waarderen dan gronden zonder die bestemming.
De gemeente was niet overgegaan tot een waardering van het nadeel en was tot de conclusie gekomen dat de schade gezien moet worden als een normaal maatschappelijke ontwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat het aan de gemeente is om de (absolute) omvang van de waardevermindering en de (absolute) omvang van het normaal maatschappelijk risico vast te stellen alvorens te kunnen concluderen of er al dan niet sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt.