6 december 2023
ABRS – Geluidsbelasting
Appellant is eigenaar van een woning en heeft een verzoek om tegemoetkoming in de planschade ingediend. Als gevolg van het nieuwe planologische regime wordt ten noorden van de woning van appellant een nieuwe woonwijk mogelijk gemaakt en ten zuiden een randweg met maximaal twee rijbanen en een fietsstraat. Op grond van het oude planologische regime waren ten zuiden enkel gedeeltelijk een erfontsluitingsweg en verder een onverharde weg toegestaan.
De door de gemeente ingeschakelde adviseur is er in het advies van uitgegaan dat in de nieuwe situatie de geluidsbelasting op de gevels van de woning niet meer dan 5 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde zou toenemen. Daargelaten of terecht een vergelijking is gemaakt tussen de geluidsbelasting onder het nieuwe planologische regime en de voorkeursgrenswaarde, neemt de Afdeling het volgende in aanmerking. In de geluidsnotitie is de geluidsbelasting op de woning in 2019 opgenomen. Hoewel in de geluidsnotitie van de Omgevingsdienst de feitelijke geluidsbelasting in de oude planologische situatie is opgenomen, acht de Afdeling het aannemelijk dat de feitelijke situatie ter plaatse in 2019 niet of nauwelijks afweek van de planologische situatie op grond van het oude bestemmingsplan. Voor de geluidshinder onder het oude planologische regime kan dan ook worden uitgegaan van de geluidsnotitie van de Omgevingsdienst. Tevens ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de juistheid van de in de geluidsnotitie vermelde toename van de geluidsbelasting te twijfelen, daar waar voor de toekomstige geluidsbelasting is aangesloten bij de in het geluidsrapport van 12 december 2016 opgenomen toekomstige geluidsbelasting. Gezien het voorgaande acht de Afdeling het aannemelijk dat de door de gemeente ingeschakelde adviseur de toename van de geluidshinder en het daarvan te ondervinden planologisch nadeel heeft onderschat.