30 mei 2018
Rb Midden-Nederland – gelijkheidsbeginsel
Eisers beroepen zich op het gelijkheidsbeginsel en betogen dat verweerder in hun geval niet een percentage van 3% als normaal maatschappelijk risico kon hanteren, terwijl verweerder in vergelijkbare gevallen een percentage van 2% als normaal maatschappelijk risico heeft gehanteerd. Dat eisers hun planschadeverzoek op een latere datum hebben ingediend, is volgens hen niet relevant, omdat de schade is veroorzaakt door hetzelfde projectbesluit en ook dezelfde peildatum van toepassing is.
Het beroep op gelijkheidsbeginsel slaagt. Er is sprake van gelijke gevallen, want de schade is het gevolg van hetzelfde projectbesluit en de woningen van eisers hebben dezelfde ligging ten opzichte van de ontwikkeling als de woningen van buren aan wie eerder tegemoetkoming in planschade werd toegekend. De jurisprudentieontwikkeling – die heeft plaatsgevonden in de tijd tussen de eerdere planschadeverzoeken en de verzoeken van eisers – over het hanteren van een hoger percentage dan de wettelijke 2% als normaal maatschappelijk risico maakt niet dat geen sprake is van gelijke gevallen. Bovendien is gebleken dat ook als rekening wordt gehouden met de lijn in de jurisprudentie er in het geval van eisers volgens de deskundigen verschillende uitkomsten denkbaar zijn over de hoogte van het normaal maatschappelijk risico.
De ontwikkeling in de rechtspraak gaat over de vraag of bestuursorganen in redelijkheid de in die zaken gehanteerde percentages als normaal maatschappelijk risico voor rekening van de aanvragers hebben kunnen laten. Deze rechtspraak heeft geen betrekking op het beginsel dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld, wat in deze zaken aan de orde is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dus van oordeel dat eisers zich met succes kunnen beroepen op het gelijkheidsbeginsel, zodat de beroepsgrond slaagt.
De rechtbank voorziet zelf in de zaak door – in aansluiting bij het besluit van verweerder over de eerdere planschadeverzoeken – het normaal maatschappelijk risico vast te stellen op 50% van de schade met een minimum het wettelijk forfait van 2% en aan de hand daarvan de tegemoetkoming in planschade vast te stellen, verhoogd met de wettelijke rente.