23 maart 2018
Rb Oost-Brabant – planologisch voordeel en redelijke termijn procedure
Het college (verweerder) heeft Thorbecke B.V. (Thorbecke) verzocht advies uit te brengen over eisers aanvraag tot vergoeding van planschade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Thorbecke terecht de toelichting van het oude bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten. Uit de voorschriften bij het bestemmingsplan blijkt duidelijk wat is toegestaan en wat niet. Er was daarom geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij de toelichting van het bestemmingsplan. Ook de mogelijkheden op basis van het (nieuwe) bestemmingsplan zijn door Thorbecke goed in kaart gebracht.
Net als Thorbecke ziet ook de rechtbank dat de gronden van eiser in het nieuwe bestemmingsplan meer gebruiksmogelijkheden hebben, waardoor eiser een planologisch voordeel heeft. Dit hoeft, gelet op de genoemde wijze van vergelijken, niet te betekenen dat dit voordeel zich ook feitelijk voordoet.
Eiser is verder van mening dat de procedure te lang heeft geduurd. De rechtbank stelt dat verweerder weliswaar niet binnen de termijn van artikel 7:10 van de Awb een besluit heeft genomen maar er is wel een redelijke termijn in acht genomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat bij de beoordeling van de redelijke termijn de duur van de procedure als geheel in aanmerking dient te worden genomen. In zaken die uit (een bezwaarschriftprocedure en) twee rechterlijke instanties bestaan, is in beginsel een totale lengte van de procedure van vier jaar redelijk. Deze termijn is in acht genomen.