9 maart 2022
ABRS – Grondentrechter planschade/nadeelcompensatie
In recente rechtspraak heeft de Afdeling aanleiding gezien om de grondentrechter te verlaten, zij het dat zij in het omgevingsrecht een andere benadering zal volgen om recht te doen aan de positie van derden-belanghebbenden. In deze zaak ligt de vraag voor of de grondentrechter ook in het geval van planschade en nadeelcompensatiezaken is verlaten.
Hoewel een besluit over planschade gebaseerd is op artikel 6.1 Wro heeft de Afdeling met zaken op het gebied van het omgevingsrecht niet mede het oog gehad op zaken over tegemoetkoming in planschade. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat er geen aanleiding om op dit punt een onderscheid te maken tussen planschadezaken en andere nadeelcompensatiezaken. Net als bij nadeelcompensatiezaken, waarbij het gaat om schade die beweerdelijk is veroorzaakt door een besluit dat niet is gebaseerd op het omgevingsrecht, wordt bij planschadezaken en andere nadeelcompensatiezaken in het omgevingsrecht de grondentrechter verlaten. Er gelden wel enige beperkingen voor het aanvoeren van nieuwe gronden in hoger beroep. Zo zullen gronden die uitdrukkelijk zijn prijsgegeven, buiten beschouwing worden gelaten als zij in hoger beroep (opnieuw) worden aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AU9486, en het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7213). Verder kan op een gegeven instemming met een door de rechter in eerste aanleg gekozen werkwijze in hoger beroep niet worden teruggekomen (uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1317). Deze uitzonderingen doen zich in deze zaak niet voor.